My library button
  • No image available

  • No image available

  • No image available

  • No image available

  • No image available

  • No image available

    No author available

     · 1998

    Het Punt Transect Tellingen project (PTT) is het oudste monitoringproject van SOVON Vogelonderzoek Nederland en werd in 1978 in het leven geroepen omdat van veel, vooral algemeen voorkomende, wintervogels vrijwel niets bekend was over de aantalsontwikkelingen binnen Nederland. De doelstellingen van het door SOVON en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) opgezette project waren (a) het volgen van de aantalsontwikkelingen van zoveel mogelijk soorten winter- en trekvogels door de jaren heen en binnen één winter, zo mogelijk in relatie tot de achterliggende oorzaken, en (b) het volgen van de veranderingen in de verspreiding van winter- en trekvogels. De uitvoering van het project is op alle punten gestandaardiseerd en houdt in dat waarnemers puntsgewijs op een vaste route gedurende een vaste tijd alle vogels tellen. Het PTT-project is begonnen met twee proeftellingen in december 1978 en december 1979. Tijdens deze tellingen werden op respectievelijk 55 en 86 routes alle soorten vogels geteld. Vanaf de winter 1980/81 werden drie tellingen per seizoen uitgevoerd, in november, december en februari, en lag het aantal getelde routes op ongeveer 150. Door toevoeging van de tellingen in november en februari werd het mogelijk veranderingen in wintervogelaantallen binnen één seizoen vast te leggen. Een bijkomend voordeel was dat bovendien een groter aantal soorten met het project gevolgd kon worden. In het seizoen 1983/84 nam het aantal routes sterk toe en werden jarenlang zo'n 300-400 routes onderzocht. Vanaf 1985/86 werd tevens een telling in augustus toegevoegd, met als doel aantalsveranderingen te kunnen volgen van soorten die bij de wintertellingen buiten de boot vallen en inzicht te krijgen in het broedsucces van de Nederlandse broedvogels. Een evaluatie van negen augustus-tellingen en een vergelijking met de resultaten van het Broedvogel Monitoring Project (BMP) toonde echter aan dat deze doelstellingen niet gehaald konden worden, o.a. omdat door de geringe waarneemkans direct na het broedseizoen, de telling bij veel soorten slechts kleine aantallen opleverde. Doordat voor veel soorten de najaarstrek al in augustus begint werd het beeld bovendien nog verder vertroebeld. Voortzetting van de augustustelling werd dan ook minder zinvol geacht en de telling werd voor het laatst uitgevoerd in 1993. In 1997 is een omvangrijke evaluatie uitgevoerd van de overige tellingen binnen het PTT-project en zijn de resultaten vergeleken met de oorspronkelijke doelstellingen. Daarnaast is bekeken in hoeverre het project beter aansluiting kan vinden bij meer beleidsmatig geformuleerde doelen. De belangrijkste conclusies van deze exercitie luiden in het kort: met het decembermateriaal (1980-94) van het PTT-project kan van 65 soorten de landelijke aantalsontwikkeling betrouwbaar worden beschreven, voor nog eens 16 soorten is dat in mindere mate ook het geval en voor drie soorten watervogels zijn de PTT-resultaten een belangrijke aanvulling ten opzichte van de Midwintertellingen. De november- en februari-telling voegen hier een klein aantal (resp. vier en twee) soorten aan toe waarvan het minder goed mogelijk is de aantalsontwikkeling met een december-telling te volgen. Deze tellingen hebben echter als nadeel dat in november vaak nog de staart van de najaarstrek wordt geteld, terwijl in februari de weersomstandigheden sterk variëren. ! Voor een beperkt aantal soorten zeggen de drie tellingen in één seizoen iets over het aantalsverloop binnen een winter in relatie tot wintersterfte. Na 17 jaar tellen levert dit echter geen aanvullende informatie meer op. Meer inzicht in de populatiedynamiek gedurende de winter is gewenst. Dit kan waarschijnlijk beter worden bereikt met een afzonderlijk project waarin een beperkt aantal soorten wordt gevolgd, met aangepaste telmethoden en waarbij alle relevante weersvariabelen nauwkeurig worden vastgelegd. De december-telling is dus verreweg de meest belangrijke van de drie tellingen. De twee andere tellingen hebben slechts een beperkte meerwaarde. Dit is de reden dat het CBS en SOVON er voor hebben gekozen alleen de december-telling voort te zetten, mede omdat het financieel gezien niet langer mogelijk bleek drie tellingen per seizoen te organiseren. Met ingang van het seizoen 1997/98 zijn daarom de tellingen in november en februari vervallen en wordt alleen geteld in december.

  • No image available

  • No image available

    No author available

     · 2011

    Nederland is door zijn afwisselende landschap met droge en natte natuur en het milde klimaat een belangrijk broedgebied voor veel bijzondere vogelsoorten. Tegelijkertijd kent Nederland een hoge bevolkingsdichtheid en verstedelijking. Dit schept bijzondere verplichtingen ten aanzien van het behoud van deze vogelsoorten en de inrichting en het beheer van de broedgebieden. Mede om deze reden vinden in ons land al tientallen jaren inventarisaties plaats van broedvogels, in hoofdzaak uitgevoerd door vrijwilligers. Inventarisaties richten zich op alle broedvogels, van zeldzame vogels en kolonievogels tot algemene soorten. Deze handleiding is samengesteld in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), het stelsel van natuurmeetnetten van de rijksoverheid en provincies.

  • No image available

  • No image available

    Overzicht in woord en beeld van onderzoek naar zeventig broedvogelsoorten en wanneer ze in Nederland verschenen of verdwenen zijn.