No image available
No image available
· 2021
Onderzoek naar vormen van governance die de transitie naar een circulair voedselsysteem kunnen ondersteunen. Twee geheel verschillende beleidsarrangementen zijn geanalyseerd. Ten eerste de experimenten in het kader van het Nederlandse beleid voor kringlooplandbouw en ten tweede het Noordzeeakkoord. De experimenteergebieden haken aan bij al lopende regionale innovatietrajecten. Ze zijn erin geslaagd snel een divers scala aan experimenten uit te lokken, maar staan nu voor diverse opschalings- en verbredingsvragen die een visie op doorontwikkeling vereisen. Het Noordzeeakkoord is gesloten, maar nu moet de stap gezet worden naar het uitbouwen van een uitvoeringsorganisatie. Een vervolgonderzoek zal worden gericht op de verdere bijdrage van deze vormen van governance aan de transitie van het voedselsysteem.
No image available
No image available
Hoe kunnen melkveehouders ondersteund en gefaciliteerd worden in de verduurzaming van de zuivelsector? Dat was in het kort de hoofdvraag van Duurzame Zuivelketen, de opdrachtgever van dit onderzoek. Om deze vraag te beantwoorden werden 40 melkveehouders geïnterviewd over de doelen van Duurzame Zuivelketen en de duurzaamheidsthema’s die daarbij horen. De resultaten laten zien dat de meeste geïnterviewde melkveehouders wel willen veranderen, maar dat belemmerende externe condities dit moeilijk maken. Kennis bleek ook een rol te spelen. Melkveehouders leken zich niet altijd bewust te zijn van de duurzaamheidsopgave waar zij voor staan, met name bij ‘ongrijpbare’ thema’s op het gebied van het terugdringen van ammoniak- en broeikasgasemissies en biodiversiteit.
No image available
Ondanks inspanningen van ketenpartijen, kan de vitaliteit van kalveren op een aantal melkveebedrijven in de eerste twee weken na de geboorte nog verbeterd worden. Er zijn drie domeinen waarbinnen verbeteringen mogelijk zijn, namelijk: de fokkerij, het management en de ketenorganisatie. Melkveehouders en andere betrokken partijen leggen soms te veel nadruk op de productiviteit van de koe en verliezen daarbij de vitaliteit van het kalf uit het oog en zien een kalf soms te veel als bijproduct. De sense of urgency om hier iets aan te veranderen, lijkt te ontbreken. De structuur van de Nederlandse vleeskalverhouderij in relatie tot de melkveehouderij speelt hierin een belangrijke rol. Daarnaast spelen markt-, logistieke- en governanceaspecten een rol bij het beïnvloeden van gedrag om de transitie naar een kringloopveehouderij te kunnen realiseren.
No image available
No image available
De kernvraag van dit onderzoek is of het huidige antibioticumreductiebeleid en de daaruit voortvloeiende gedragsinterventies aansluiten op alle of slechts een deel van de gedragsfactoren die van invloed kunnen zijn op het realiseren van verantwoord antibioticumgebruik. Ook wordt onderzocht op welke gedragsfactoren eventuele nieuwe gedragsinterventies gericht moeten zijn. Belangrijkste conclusie is dat veel interventies om antibioticumgebruik verder te reduceren tot nu vooral gericht zijn op het vergroten van bewustwording en de kennis en vaardigheden van veehouders en dierenartsen en het uitoefenen van sociale druk. Interventies gericht op de omstandigheden (bijvoorbeeld de bedrijfssituatie) waaronder veehouders en dierenartsen moeten opereren en op hun motivatie ontbreken echter nog grotendeels. Hier liggen dus kansen voor succesvolle interventies.
No image available
· 2023
Ketenpartijen en banken hebben contact met boeren onder meer door middel van nieuwsbrieven en brochures. Dit onderzoek gaat na welke boodschappen ketenpartijen en banken uitdragen over de toekomst van de landbouw en in hoeverre deze samengaan met de door het Ministerie van LNV gewenste transitie richting natuurinclusieve landbouw.
No image available
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zoekt naar handelingsperspectieven om de kans op fraude op de mestmarkt te verkleinen. Dat kan door lagere mestafzetkosten en door het invoeren van tegengesteld belang bij export. Het aanpakken van de hoge mestafzetkosten, kan gerealiseerd worden door het aanbod te verkleinen of de vraag te vergroten. Uit de opties is vooral de verwerking van een grotere hoeveelheid mest met bijbehorende adequate handhaving realistisch. De aanwezigheid van tegengestelde belangen tussen de aanbieder van mest en de afnemer ten aanzien van de hoeveelheid mineralen is een remmende factor voor fraude. Deze ontbreekt bij de export doordat in het buitenland geen mineralenboekhouding hoeft te worden verantwoord. Afstemming met buitenland hierover zou ook hier tegengestelde belangen kunnen creëren en zo de fraudeprikkel verkleinen
No image available
Uit acht diepte-interviews met tien akkerbouwers en melkveehouders blijkt dat deze boeren positief staan tegenover het beheren van bodemorganische stof om koolstof in de bodem vast te leggen. De belangrijkste belemmeringen om (nog meer) maatregelen te nemen liggen volgens hen in het gebrek aan specifieke kennis over de manier waarop voorgestelde maatregelen aansluiten bij de behoeften van de bodem van hun eigen bedrijf. Prikkels voor deze boeren zouden dus gericht kunnen zijn op het bieden van financiële en institutionele ruimte om experimenten uit te kunnen voeren om deze ‘bodemspecifieke’ kennis voor het eigen bedrijf te ontwikkelen. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van het eigen netwerk van deze boeren (peer groups) om samen te leren en ervaringen uit te wisselen.