No image available
by Piet Groenendijk, Twan Cals, Hans Kros, Leo Renaud, Jan-Cees Voogd · 2023
ISBN: Unavailable
Category: Unavailable
Page count: 63
Vanaf 2023 wordt de mestderogatie in Nederland afgebouwd, waarna vanaf 2026 op alle landbouwgrond maximaal 170 kilogram stikstof in dierlijke mest per hectare mag worden toegediend. Aanvullend aan deze maatregelen heeft de Europese Commissie enkele extra maatregelen in de derogatiebeschikking van eind 2022 aangegeven. De mestproductieplafonds worden verlaagd, langs alle waterlopen dienen mestvrije bufferstroken in acht te worden genomen en in zogenaamde Nutriënten Verontreinigde gebieden worden mestgebruiksnormen verlaagd. Deze maatregelen hebben effect op de emissies van ammoniak en broeikasgassen, maar ook op de uitspoeling van nitraat en de uit- en afspoeling van stikstof en fosfor naar het oppervlaktewater. Verminderde mesttoediening leidt tot verminderde emissies en draagt daarmee bij aan emissiereductiedoelstellingen voor ammoniak en broeikasgassen. Dit rapport beschrijft resultaten van modelberekeningen waarmee de effecten van de afbouw van mestderogatie en de aanvullende maatregelen in de derogatiebeschikking zijn gekwantificeerd. Om het toekomstbeeld compleet te maken, is ook rekening gehouden met geïnstrumenteerde maatregelen in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en met bovenwettelijk vrijwillige maatregelen die agrariërs kunnen treffen. Op basis van uitgangspunten in de Klimaat- en Energie Verkenning 2021 is een referentiescenario samengesteld (Referentieraming 2030). Berekend is dat de ammoniakemissie landelijk met 8,8 kton NH3 afneemt ten opzichte van die van de Referentieraming 2030 en dat de emissie van lachgas en methaan met respectievelijk 0,26 en 0,68 Mton jr-1 CO2-equivalenten ten opzichte van die van de Referentieraming 2030 afneemt. Het natuurareaal onder de Kritische Depositiewaarde neemt met ca. 7 procentpunt toe ten opzichte van de Referentieraming 2030. De nitraatconcentraties nemen overal af. Door de maatregelen nemen in het zuidelijke zandgebied en het lössgebied de nitraatconcentraties met respectievelijk 5 en 9 mg/L af ten opzichte van de waarden berekend voor het referentiescenario, waarmee in het zuidelijke zandgebied de nitraatconcentratie gemiddeld aan de drinkwaternorm van 50 mg/L kan gaan voldoen. De stikstofuitspoeling van landbouwgronden naar oppervlaktewater neemt in de zuidelijke provincies met 11-14 procent af ten opzichte van de waarden berekend voor het referentiescenario. Het effect op de uit- en afspoeling van fosfor is kleiner. Berekend wordt dat door het verminderde gebruik van dierlijke mest en de aanleg van bufferstroken de uit- en afspoeling van fosfor met 4-6 procent afneemt in de meeste waterschapsgebieden. Mogelijk leidt de afbouw van derogatie tot een verandering van landgebruik met een negatief effect op de waterkwaliteit.