No image available
The NEPP (Nature and Environment Policy Plan, 2020-2030) creates an integral framework for the management of the natural environment in the Caribbean Netherlands. Special attention is given to the protection and restoration of the coral reefs and to increase the resilience of these ecosystems against the impacts of climate change. The current environmental conditions for coral reefs are considered sub-optimal, and therefore the NEPP strategic goal nr.1 is: Reversing the trend of coral reef degradation to create healthy, resilient and restored coral reefs, ensuring well-being in the Caribbean Netherlands. To reach this goal investments will be made in the coming years to reduce the impact of local pressures with respect to erosion, run-off and discharge of untreated wastewater. In addition, a water quality monitoring program (WQ-monitoring program) will be developed to establish the actual water quality status in the coastal zone of the different islands and to be able to detect the effectiveness of measures to improve it. Rijkswaterstaat requested Wageningen Marine Research to develop a first framework for this WQ-monitoring program. This framework aims to: - Specify the objectives of a WQ-monitoring program in the light of the actual policy goals; - Identify relevant indicators of water quality that can be included in the monitoring program; - Propose options for a WQ-monitoring program with respect to frequency and spatial coverage; - Create an inventory of already present monitoring networks and analytical facilities and give a rough indication of the budgets involved. A first set-up of the framework was discussed in two online sessions in October/November 2020 with stakeholders, facilitated by Wageningen Marine Research. The framework presented in this report can guide in the designing of a basic governmental WQ-monitoring program and more dedicated research and development programs to answer specific questions on the islands. Two sampling strategies are described to monitor the surface coastal water quality, one comprehensive and one less intensive. The advantage of monitoring the coastal water is that the monitoring results can directly be related to the conditions at the coral reefs. However, due to water currents and dilution an intense (both spatial as in frequency) sampling program is required. But even then it may be difficult to link the monitoring results with specific pressures and to determine the effectiveness of policy measures. For this aim monitoring groundwater and run-off water quality is probably more efficient. The best option for a monitoring program therefore is to combine a yearly monitoring of ground water and run-off water and biological monitoring of for instance coverage of cyanobacterial mats, with a more or less intensive monitoring of the coastal water at a lower frequency, for instance every 3 years. The design of the actual monitoring program should be tailored for each island.
No image available
No image available
No image available
No image available
No image available
No image available
No image available
No author available
· 1996
No image available
No image available
· 2009
Op 15 juli 2008 is de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) in werking getreden. Deze richtlijn heeft een tweeledig doel, bescherming en herstel van de Europese zeeën en waarborgen van een duurzaam menselijk gebruik. In Bijlage I van de KRM worden 11 kwalitatief beschrijvende elementen voor de omschrijving van de goede milieutoestand genoemd, waaronder een element dat betrekking heeft op bescherming van de zeebodem. Dit rapport richt zich op de vraag in hoeverre de verplichtingen van de KRM een belemmering kunnen vormen voor zandwinning en zandsuppleties. Hierbij gaat het zowel om de huidige omvang van zandwinning en suppleties ten behoeve van de kustverdediging en zandwinning ten behoeve van andere doelen (totaal ca. 25 miljoen m3/jaar), als om een mogelijk toekomstige grootschalige uitbreiding van zandwinning en zandsuppleties (ca. 100 miljoen m3/jaar) zoals omschreven in het Concept Nationaal Waterplan. Van de huidige menselijke activiteiten die van invloed zijn op de zeebodem zijn, wordt voor de visserij, zandwinning en zandsuppletie een beschrijving gegeven van de omvang van deze activiteiten. Op dit moment wordt de bodemberoerende visserij beschouwd als de menselijke activiteit met het grootste effect op de bodemgemeenschap. Op Europees niveau wordt gewerkt aan een door JRC en ICES op te stellen advies over de uitwerking van de 11 elementen uit Bijlage I van de KRM. Deze rapportages van JRC en ICES waren echter niet tijdig beschikbaar, en zijn niet gebruikt bij het opstellen van dit rapport. Er is een juridische analyse gemaakt van de betekenis van de KRM voor zandwinning en zandsuppletie. Geconcludeerd wordt dat zandwinning en zandsuppletie verenigbaar kunnen zijn met het doel van de KRM, mits aan bepaalde randvoorwaarden voldaan wordt, zoals duurzaam gebruik en het voorkomen van negatieve effecten op de goede milieutoestand. In bepaalde gevallen, zoals zandwinning en zandsuppletie strikt ten behoeve van de kustverdediging, kan er sprake zijn van dwingende redenen van openbaar belang, waardoor deze activiteiten ook gerechtvaardigd kunnen worden als ze het bereiken van de goede milieutoestand verhinderen. In alle gevallen geldt de verplichting tot het opstellen van plannen, het treffen van maatregelen om effecten te beperken, monitoring en rapportage. Een stappenplan is opgesteld om de juridische randvoorwaarden van de KRM toe te passen op een specifiek project. Over de effecten van zandwinning en zandsuppleties op het ecosysteem is beperkt kennis beschikbaar. Zandwinning en zandsuppletie hebben directe en indirecte effecten op het ecosysteem. Herstel na de ingreep is afhankelijk van verschillende factoren. In het algemeen geldt dat ecologisch herstel enkele jaren kan duren. De huidige kennis over effecten van zandwinning en -suppletie, en over het bentisch systeem van de Noordzee, is gefragmenteerd. Een mogelijke methode om de effecten van menselijke activiteiten op de zeebodem te beschrijven is het inschatten van het verstoorde oppervlak en de duur van de verstoring, in relatie tot het totale oppervlak van de habitat of bodemgemeenschap. Nader onderzoek is nodig om tot een goede begrenzing van gemeenschappen te komen.