My library button
  • No image available

  • No image available

  • No image available

    In november 2021 zijn de voorbereidingen gestart voor een mesocosmproef waarin wordt onderzocht of actief kool gebruikt kan worden om contaminanten (met focus op Dioxines en TBT) in slib uit het Noordzeekanaal onschadelijk te maken. In het voorjaar van 2022 zijn de mesocosms ingericht met plankton, evertebraten en vissen. Vervolgens is de ontwikkeling in de waterkolom wekelijks gemonitored. In de mesocosms met onbehandeld slib ontwikkelde zich een sterke algenbloei, die uitbleef in de mesocosms waar het slib met actief kool was gemengd. In september is de eerste sedimentbemonstering uitgevoerd waarbij (een deel van) de ingezette organismen werd verzameld voor bepaling van overleving, groei, conditie en opname van contaminanten. Deze monsters worden in de komende maanden verwerkt. Volgens de planning loopt de mesocosmproef door tot voorjaar 2023, en zal het eindrapport voor 31 december 2023 gereed zijn. Voorliggend rapport betreft een voortgangsverslag en beschrijft het werk tot en met de sedimentbemonstering in september 2022. Omdat er aanwijzingen zijn dat de met koolstof behandelde mesocosms onvoldoende voedsel genereren zijn er in najaar 2022 geen nieuwe visjes ingezet zoals oorspronkelijk was gepland. In het laatste hoofdstuk worden een aantal opties voor een aangepaste voortzetting van de proef voorgesteld.

  • No image available

    In het kader van het KB-Programma System Earth Management 2018 (KB-24-002-036) werd een verkennend onderzoek uitgevoerd van de mogelijkheden tot monitoring van paraffine- of palmvet-achtige substanties op Nederlandse stranden en in de magen van dood gevonden Noordse Stormvogels. Zulke stoffen worden deels legaal geloosd door tankschepen die op zee hun ruimen schoonmaken. Paraffine werd chemisch geïdentificeerd op basis van de aanwezigheid van alkanen. In detail moet nog worden uitgezocht welke andere aardolie derivaten vergelijkbare pieken vertonen. Bij afwezigheid van alkanen werd door verdere analyse getracht de aard van het onderzochte materiaal te bepalen. Het op stranden verzamelde materiaal bleek in 30 van de 32 gevallen (94%) te bestaan uit paraffine. Eén monster bestond uit palmvet, één monster was onduidelijk doch bevatte ftalaten (bijv. gebruikt als weekmakers in plastics). Het uit vogelmagen verzameld materiaal verschilde sterk. In slechts 31% van de 32 onderzochte monsters werd paraffine aangetroffen. In 41% zaten plantaardige vetten, vooral gerelateerd aan palmolie. Het restant van de monsters toonde veelal een onduidelijke mix van plantaardige en dierlijke vetten. Het verschil tussen strand en vogelmagen heeft meerdere mogelijke achtergronden, waaronder aantrekkelijkheid voor dieren, smeltpunt en biologische afbreekbaarheid. Ruim 20% van de in Nederland gevonden Noordse Stormvogels heeft paraffine- of palmvet-achtige stoffen in de maag. Over gezondheidsschade voor de dieren is nog niet veel duidelijk. Door de jaren heen zijn geen duidelijke veranderingen waarneembaar, de hoeveelheid ingeslikt materiaal verschilt enorm. In recente jaren lijkt de frequentie van voorkomen iets af te nemen, maar er is geen sprake van een statistisch betrouwbare trend. Het zou zinvol zijn om de registratie van chemisch verdachte materialen in stormvogelmagen toe te voegen aan het bestaande monitoringsprogramma van plastics voor OSPAR en de EU KaderRichtlijn Marien. Uiteraard is chemische analyse van het op stranden en in vogelmagen aangetroffen materiaal daarbij aan te bevelen.

  • No image available

    Dit rapport bevat de resultaten van de landelijke meetcampgane Biotamonitoring in regionale wateren, waar alle waterschappen aan hebben deelgenomen. Uit de meetcampagne komt naar voren dat het meten van de concentraties chemische stoffen in levende organismen - zgn. biotamonitoring - biologisch gezien een meer relevante parameter is voor een goede waterkwaliteit dan het monitoren van concentraties in het oppervlaktewater. Maar biotamonitoring is wel bewerkelijk.

  • No image available