No image available
No author available
· 2006
No image available
De Rijksoverheid onderzoekt de mogelijkheden om in de landbouw, en speciaal de dossiers rond stikstof, mest en broeikasgassen in de veehouderij, de regelgeving meer in te richten op het realiseren van doelen, in plaats van het voorschrijven van middelen om die doelen te bereiken. Dit zou een fundamentele omslag in de systematiek van die regelgeving betekenen, waarbij belangrijke vragen moeten worden beantwoord over onder meer effectiviteit, handhaafbaarheid en juridische houdbaarheid. In dat kader heeft het Ministerie van LNV aan WUR gevraagd om de mogelijkheden en beperkingen van een Afrekenbare Stoffen Balans te onderzoeken, uitgaande van bestaande mogelijkheden om te monitoren. Het doel van dit project is gericht op het verkennen van de mogelijkheden om met de beschikbare data uit de KringloopWijzer/Centrale Database een Afrekenbare Stoffen Balans te ontwikkelen voor de doelen mest, stikstof en klimaat waarmee op betrouwbare wijze de prestatie van melkveehouders beoordeeld kan worden en waarmee op een of andere wijze stimulansen kunnen worden gegeven of sancties kunnen worden opgelegd die stand kunnen houden voor de rechter. Deze verkenning kon tot stand komen dankzij de goede samenwerking tussen onderzoekers en beleidsmedewerkers en dankzij de inbreng van stakeholders.
No image available
Het doel van dit rapport is om inzicht te krijgen hoe de verschillende duurzaamheidskenmerken (incl. economie) en biodiversiteitskenmerken elkaar beïnvloeden en of het mogelijk is om alle gestelde duurzaamheidsdoelen tegelijk te halen. Een integraliteitsanalyse dus. Bovendien is het doel om te ontdekken of grondsoort, intensiteit en specifieke bedrijfskenmerken invloed hebben op de integrale prestatie van de deelnemende melkveebedrijven en welke lessen de melkveesector en de overheid hieruit kunnen trekken.
No image available
In een deskstudie zijn de effecten van mono-vergisten op een melkveebedrijf op veengrond met 150 koeien en 80 ha grasland onderzocht. De effecten van mono-vergisten op uitstoot van ammoniak en broeikasgassen (methaan en lachgas) zijn in beeld gebracht, evenals de gevolgen voor het inkomen. In deze studie zijn drie manieren van mono-vergisten onderzocht: Vergisten van mest die lang in de put heeft gezeten (oude mest). Vergisten van verse mest die kort in de put heeft gezeten. Vergisten van de feces fractie na primaire mestscheiding. Vergisten van verse mest leidt tot de grootste reductie van de emissies van methaan en ammoniak. Vergisten van feces is economisch het meest aantrekkelijk, terwijl oude mest vergisten leidt tot een daling van het inkomen. Dit vanwege een lage methaanopbrengst.
No image available
No image available
In het onderzoek wordt ingegaan op wat de berekende maximale veebezetting is waarbij geen mest buiten het bedrijf afgezet hoeft te worden én op de verhouding van de intensiteit van het melkveebedrijf tot een aantal emissies. Het onderzoek laat zien dat er grote verschillen tussen bedrijven voorkomen in de berekende maximale GVE-veebezetting waarbij alle mest geplaatst kan worden op het eigen bedrijf. Alle emissies uitgedrukt per ha nemen toe bij toenemende intensiteit behalve die van lachgas. Alle emissies uitgedrukt per kg melk nemen af bij toenemende intensiteit. Binnen een intensiteitscategorie komen grote verschillen in emissies voor.
No image available
In dit onderzoek is op verzoek van LTO Nederland, Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) en Rabobank doorgerekend wat het gecombineerde effect kan zijn van de verwachte ontwikkeling van de Nederlandse melkveesector bij voortzetting van huidig beleid en een integraal pakket van maatregelen om ammoniakemissie te reduceren. De berekende reductie van NH3-emissie uit de Nederlandse melkveehouderij in 2030 ten opzichte van 2018 bedraagt 28%. De berekende extra investering voor ammoniakmaatrelen in stallen, wateropslag en grond bedragen op sectorniveau 1,3 miljard euro. Het totaaleffect van de ammoniakmaatregelen op het economisch resultaat van melkveebedrijven bedraagt gemiddeld -1,07 euro per 100 kg melk. Omdat de marges per kg melk gemiddeld klein zijn, is dit een substantieel effect voor veel bedrijven. Het in dit onderzoek doorgerekende maatregelpakket kan worden beschouwd als realistisch ten aanzien van het niveau van de maatregelen en de aansluiting bij de huidige praktijk en ambitieus ten aanzien van de veronderstelde implementatiegraad.
No image available
· 2022
Op twee melkveebedrijven is de gemeten ammoniakemissie in de stal, de gemeten methaanemissie in de stal en de ‘werkelijke’ ammoniakemissie in het veld bij mesttoediening gedurende een jaar in beeld gebracht. De werkelijke ammoniakemissie bestaat uit stalmetingen en voor veldemissies een verfijnd bedrijfs- en weer specifiek model. Deze gemeten emissies zijn vergeleken met berekende emissies van ammoniak en methaan. Het doel van deze vergelijking van de jaargemiddelden van de gemeten en berekende emissies is om aanknopingspunten te vinden om de emissies op melkveebedrijven verder te verlagen, maar vooral ook om aanknopingspunten te vinden om rekenmodellen te verbeteren. Voor de berekeningen is de rekenwijze van de KringloopWijzer gebruikt. De KringloopWijzer berekent de emissies voor een bedrijf op jaarbasis.
No image available
De BedrijfsWaterWijzer (BWW) wordt ontwikkeld, getoetst en toegepast op Koeien & Kansen-bedrijven. Dit rapport gaat in op de doorwerking van de BWW in de praktijk van Koeien & Kansen-bedrijven. De BWW brengt het watermanagement op het melkveebedrijf in beeld en wijst aan op welke punten het waterbeheer verbeterd kan worden. Hierbij wordt ingegaan op erf, droogte, wateroverlast, uitspoeling naar grondwater, afspoeling naar oppervlaktewater, kwaliteit van drinkwater voor vee en slootbeheer, overeenkomend met de respectievelijke modules 1 t/m 7 in de BWW. De BWW vormt een basis voor een BedrijfsWaterWijzerPlan (BWWP) met maatregelen gericht op verbetering van het waterbeheer. Dit rapport geeft een beeld van de risicoscores die voortkomen uit de BWW-analyses en van de maatregelen die worden gepland en/of uitgevoerd. Dit beeld geeft aan wat de potentiële impact is van de BWW. De BWW heeft duidelijk invloed in de zin dat het zichtbaar aanzet tot maatregelen. Deze invloed is echter niet terug te zien in een relatie tussen de BWW-risicoscore en het aantal vermelde maatregelen. Een rode score correspondeert dus niet duidelijk met meer maatregelen. Dit is te verklaren doordat het risico niet alleen het gevolg is van het management maar ook van de omgevingsomstandigheden van het bedrijf. Omstandigheden als bodemtype, grondwaterstand en het aantal sloten zijn immers niet of moeilijker te beïnvloeden. Wel blijkt dat de BWW tot nieuwe inzichten leidt en dat accenten in de bedrijfsvoering worden verplaatst. In de BWWP’s van Koeien & Kansen-ondernemers zijn gemiddeld 10 maatregelen per bedrijf vermeld waarvan 40% betrekking heeft op nieuwe acties en 20% betrekking heeft op verkenningen. Het aantal maatregelen is gelijkmatig verdeeld over de modules in de BWW. De diversiteit van maatregelen is groot. Vaakst opgenomen maatregelen zijn: aanbrengen van stro onder de maïs bij (te) nat inkuilen, veegschoon houden van het erf en het koepad, herinrichting van kuilen met een duogoot1, peilgestuurde drainage, maatregelen gericht op het verhogen of behouden van het organische stofgehalte in de bodem, uitstel van bemesting om bodemverdichting te voorkomen en onbemeste stroken langs sloten. Ten aanzien van drinkwaterkwaliteit voor vee wordt vaak ingezet op het beter doorgronden van de problematiek, wat aangeeft dat de risicoscore nog niet voldoende geduid kan worden. Aanbevolen wordt om als vervolg te bezien in hoeverre de genomen en geplande maatregelen ook de doelen van waterschappen dienen en in hoeverre de samenwerking met waterschappen verbetert door inzet van de BWW. Het zou tenslotte goed zijn als de effecten van maatregelen op risico’s duidelijker zichtbaar worden gemaakt in de BWW.
No image available