No image available
· 2022
The aim of this project is to demonstrate the potential of Dutch ornamental cultivation for the cosmetics sector by applying the principles of green extraction to three Dutch example crops (Freesia, Tulip and Iris). To generate high-quality fragrance samples, supercritical fluid extraction with CO2 is applied to carefully extract fragile, fragrant substances. Flower stems, harvested from Dutch growers were transported to the extraction company Nateco where the influence of different parameters such as temperature, pressure and application of a co-solvent, on the obtained aroma profile in two pre-selected freesia cultivars as well as one tulip cultivar was evaluated. Although there were no technical limitations, the master perfumer judged that the extracts generally encompassed a green, vegetable-like scent. Although floral and fruity notes were observed in some extracts however, these were not intense and possibly masked by more heavier, waxy components. The overall conclusion is that the fragrance intensity of the selected varieties was too low to achieve high-quality cosmetic applications. Nevertheless, the project may continue by including more intense-smelling Freesia and Tulip varieties or by including other more intense-smelling plant species. Moreover, the time of harvesting the peduncles requires some additional attention in order to get the flowers at the right stage of producing fragrances at the extraction facilities.
No image available
No image available
No image available
No image available
No image available
· 2023
Om energie te besparen schakelen steeds meer teelten over op LED belichting.
No image available
De focus van dit project lag op de bestrijding van engerlingen (larven van de roestbruine bladsprietkever Serica brunnea) in de teelt van trekheesters en emelten (larven van langpootmuggen; Tipulidae) in de teelt van Campanula’s. Het doel was hierbij het ontwikkelen van een raamwerk voor een geïntegreerde aanpak van deze bodemplagen, waarbij timing van beheersmaatregelen gedurende het jaar zo goed mogelijk is aangepast op de klimaatomstandigheden, het ontwikkelingsstadium van de plaag en de teelthandelingen. Voor beide gewas-plaag combinaties is eerst een raamwerk opgesteld waarin de timing van mogelijke (niet-chemische) interventies is aangegeven. Vervolgens zijn verschillende van deze mogelijke interventies getest. Omdat de timing een belangrijke rol speelt is signalering van vluchten belangrijk. Voor het signaleren van volwassen roestbruine bladsprietkevers blijkt een trechterval met alcohol als lokstof een goed alternatief te vormen voor een lichtval. Bodemroofmijten konden in zowel de teelt van Campanula’s als in de teelt van seringen in het juiste jaargetijde worden gestimuleerd onder toevoeging van gist. In het laboratorium werd een matig bestrijdingseffect gezien van twee soorten bodemroofmijten en een roofkever op jonge emelten. Geen van de geteste bodempredatoren kon de eitjes van langpootmuggen bestrijden. Of bodempredatoren in het veld een bijdrage kunnen leveren aan de bestrijding van emelten kon door de lage plaagdruk niet worden getest. CO2-alginaatcapsules, welke een aantrekkend effect op verschillende soorten bodemplagen hebben laten zien, waaronder ritnaalden en de maïswortelboorder, konden geen emelten en S. brunnea engerlingen aanlokken.
No image available
No image available
No image available