My library button
  • No image available

    De lage plaagtolerantie, het totaaloogst systeem, de korte teeltduur en de koele teeltomstandigheden in eenjarige zomerbloeiers zijn een uitdaging voor biologische bestrijding. Het doel van het hier beschreven onderzoek was het ontwerpen en testen van een systeemaanpak voor plaagbestrijding in eenjarige zomerbloeiers op basis van functionele biodiversiteit. Als eerste stap is er een overzicht gemaakt van de belangrijkste soorten plagen en bestrijders en de potentiele kansen en knelpunten voor een systeemaanpak voor plaagbestrijding in eenjarige zomerbloeiers. Uit het onderzoek bleek dat het afwisselen van rijen met bladluis-gevoelige en bladluis-resistente eenjarige zomerbloeiers de verspreiding van bladluis kon remmen. In een tweede experiment stond een strategie rondom de populatie-opbouw van de roofwants Macrolophus pygmaeus in opeenvolgende teelten van eenjarige zomerbloeiers binnen een bedrijf centraal. Om een populatie M. pygmaeus op het bedrijf op te bouwen moet al in de winterperiode worden begonnen. Pelargonium vormt, met de juiste keuze voor soort en cultivar, een goede waardplant voor een vroege opbouw van een M. pygmaeus populatie. Om deze populatie effectief in te kunnen zetten op de plekken waar ze nodig is, is er een ‘transport’ systeem nodig om deze roofwantsen te verplaatsen. Dit ‘transport’systeem moet nog verder worden ontwikkeld.

  • No image available

    De Californische trips, Frankliniella occidentalis, is een groot probleem in bloemisterijgewassen onder glas. De tripsen geven snel schade aan bloemen en blad en kunnen virussen overbrengen. Voor een effectieve bestrijding van trips is een systeemaanpak van groot belang waarbij maatregelen die de weerbaarheid van de plant verhogen worden gecombineerd met biologische bestrijding, vangtechnieken en integreerbare (bio)pesticiden. Het doel van dit project met de titel “Masterplan tripsbestrijding in bloemisterijgewassen (KV1406 087)” was om tot betere bestrijdingsstrategieën van trips te komen door te werken aan: 1) een weerbaarder gewas met endofyten, 2) preventieve inzet van natuurlijke vijanden (standing army) en 3) gedragsmanipulatie van volwassen tripsen. Dit rapport presenteert de resultaten van dit project dat is uitgevoerd in de periode 2015-2019.

  • No image available

    Het doel van het in dit rapport beschreven onderzoek was het ontwerpen en testen van een systeemaanpak voor plaagbestrijding in chrysant op basis van functionele biodiversiteit. De lage plaagtolerantie, het totaaloogst systeem en de korte teeltduur van chrysant zijn een uitdaging voor biologische bestrijding. Ze betekenen respectievelijk dat er van nature weinig voedsel voor biologische bestrijders aanwezig is in het gewas, dat biologische bestrijders uit de kas worden afgevoerd wanneer het gewas wordt geoogst, en dat er maar een korte periode is voor het opbouwen van een zogenaamde ‘standing army’ van biologische bestrijders. Als eerste stap is er een overzicht gemaakt van de belangrijkste soorten plagen en bestrijders en de potentiele kansen en knelpunten voor een systeemaanpak voor plaagbestrijding in chrysant. Het onderzoek heeft zich vervolgens gericht rondom een strategie gebaseerd op een biologische start met generalistische roofwantsen (Orius sp) en roofmijten (Transeius montdorensis) in combinatie met verschillende bijvoer-methoden en het verhogen van de plantweerbaarheid door middel van het verrijken van het microbioom in de bodem. In een serie kasproeven is het effect van deze strategie op Californische trips (Frankliniella occidentalis) en katoenluis (Aphis gossyppi) onderzocht. Het inoculeren van bewortelde chrysantenstekken met een relatief hoge dichtheid Orius roofwantsen, en het volvelds bijvoeren van de roofwantsen met kwaliteits-Artemia van Biobee Biological Systems, resulteerde in een goede vestiging van Orius en een goede bestrijding van Californische trips en katoenluis. Wanneer de kwaliteits-Artemia alleen pleksgewijs werd toegediend, was de bestrijding van trips elders in het gewas onvoldoende. Er zijn geen effecten van de getoetste weerbaarheidsbehandelingen op trips en bladluis waargenomen.

  • No image available

    Dit project had als doel om de biologische bestrijding van wol-en schild luis in roos en snijcymbidium te verbeteren met nieuwe inzetstrategieën van bestaande bestrijders en door evaluatie van complementaire nieuwe bestrijders. De zoek-efficiëntie van twee soorten sluipwespen van citruswolluis kon worden verbeterd door de sluipwespen voor het uitzetten in de kas te trainen op de geur van wolluis-geïnfesteerde rozenplanten. De roofkever Rhyzobius lophanthae kwam als beste bestrijder van Diaspis boisduvalii schildluis naar voren in een vergelijkende kooiproef met Cymbidium. Kasproeven wezen uit dat deze roofkevertjes weliswaar snel en gemakkelijk nieuwe schildluishaarden konden lokaliseren, maar dat het aantal volwassen R. lophanthae dat in de schildluishaard bleef relatief laag was. Verder werden kleine haarden over het algemeen minder goed opgeruimd dan grotere haarden. Bijvoeren met Ephestia eitjes kon de schildluisbestrijding in kleine schildluishaarden enigszins verbeteren. In labproeven kon de levensduur van volwassen R. lophanthae in de afwezigheid van schildluis met verschillende soorten alternatief voedsel worden verlengd. Hoewel R. lophanthae een belangrijke bijdrage leverde aan de schildluisbestrijding, konden zich ondanks het regelmatige uitzetten toch steeds nieuwe schildluishaarden vormen. Additionele bestrijders zijn nodig om beginnende schildluishaarden aan te pakken en de werking van R. lophanthae te versterken. Oorwormen en roofmijten bleken hiervoor niet geschikt.