My library button
  • No image available

    As part of the expertise development within the WOT, and in collaboration with a number of other knowledge institutes, we worked in recent years on the Natural Capital Model. This model consists of a set of ecosystem service models and is designed to determining the biophysical state of the natural capital in the Netherlands (mapping), as well as estimating the effects of existing and new policy and future developments on this natural capital (modelling). The model determines the potential societal demand for goods and services and to what extent ecosystems in the Netherlands meet this demand. The aim of this report is to present the technical underpinning of the latest version of the Natural Capital Model, including model assumptions, data requirements and data outputs. With the right input, the model can generate figures and spatial maps for the thirteen ecosystem services provided by urban, rural and natural areas: drinking water production, wood production, biomass for energy production, pollination, soil fertility, water retention, urban cooling, water purification, pest control, carbon sequestration, air quality regulation, outdoor recreation and natural heritage. This report is written following the Status A quality criteria of the WUR. Status A quality is about model quality, describing the model, assumptions, and assessing validation, calibration and uncertainty analysis. Actually obtaining Status A, applying the model and improving the individual ecosystem service models will be a priority for the coming years.

  • No image available

    Dit rapport beschrijft de methodiek en bepaling van de staat van instandhouding van haas (Lepus europaeus) en konijn (Oryctolagus cuniculus) in Nederland. De staat van instandhouding is - conform richtlijnen vanuit de Europese Commissie (EC) – uitgewerkt in vier parameters, te weten verspreidingsgebied, populatie, leefgebied en toekomstperspectief. Voor beide soorten zijn hiervoor gunstige referentiewaarden (Favourable Reference Values; FRV’s) bepaald. Beoordeling van de vier parameters leidt tot een eindbeoordeling. Zowel haas als konijn verkeert momenteel conform deze methodiek in een zeer ongunstige staat van instandhouding.

  • No image available

    Dit rapport beschrijft de methodiek en bepaling van de staat van instandhouding van de vos (Vulpes vulpes) in Nederland. De staat van instandhouding is – conform richtlijnen vanuit de Europese Commissie (EC) – uitgewerkt in vier parameters, te weten verspreidingsgebied, populatie, leefgebied en toekomstperspectief. Hiervoor zijn gunstige referentiewaarden (Favourable Reference Values; FRV’s) bepaald. Beoordeling van de vier parameters leidt tot een eindbeoordeling. Conform deze methodiek verkeert de vos momenteel in een gunstige staat van instandhouding.

  • No image available

    In het huidige onderzoek is geprobeerd een antwoord te vinden op de volgende vragen: wat zijn de (beleids-) opgaven in het gebied, hoe kijken de huidige grondeigenaren naar het (toekomstige) gebruik van het gebied en welke vervolgstappen zouden genomen kunnen worden om tot een meer natuurinclusieve inrichting van het gebied te komen? Hiertoe zijn eerst de opgaven in het gebied geïnventariseerd aan de hand van beleidsdocumenten en visiedocumenten van verschillende bestuurslagen. Daarna zijn de visies van de grondeigenaren in kaart gebracht door interviews af te nemen. Vervolgens zijn er mogelijke oplossingen voor de opgaven aangedragen. Er is een conceptinrichting gemaakt waarbij rekening is gehouden met de opgaven uit het beleid en de omgevingsvisies, maar niet met de visies van grondeigenaren. Hiervoor zijn meer gesprekken nodig. De opgaven die naar voren komen uit de beleidsdocumenten en visies van de bestuurslagen concentreren zich rond de centrale thema’s van natuur en biodiversiteit, klimaatadaptatie, duurzame landbouw en economische vitaliteit, duurzame energie, waterkwaliteit, en leefbaarheid, volksgezondheid, recreatie en toerisme. De visies van de verschillende bestuurslagen, inclusief het NPLG, benadrukken het belang van het creëren van meekoppelkansen, waarbij ontwikkelingen in het buitengebied bijdragen aan meer dan een van de opgaven. De meeste grondeigenaren hebben een visie op landbouw gericht op het leveren van kwaliteitsproducten en een hoge opbrengst. Respondenten zien het gebied als agrarisch landschap, maar zij zien ook sterke signalen dat er geprobeerd wordt natuur in het gebied te integreren. Boeren die aan agrarisch natuurbeheer doen hebben positieve ervaringen met hun samenwerkingspartners, maar ergeren zich wel aan het rommelige aangezicht van de natuurinclusieve percelen. Veranderingen zijn welkom, mits het nut duidelijk is en het verdienvermogen niet in gevaar komt. Het continu veranderende beleid zonder duidelijk perspectief is een bron van ergernis. Er wordt open gestaan om grond te ruilen of te verpachten, maar verkopen doen ze liever niet. Om tot een meer natuurinclusieve inrichting van het projectgebied te komen is het van belang uit te gaan van de motivatie van boeren en grondeigenaren. Boeren hebben een sterke passie voor hun vak en hun productie, daarom is het belangrijk hun prestaties op het gebied van biodiversiteit en duurzaamheid zichtbaar te maken, zodat zij hun vakmanschap ook aan elkaar kunnen communiceren. De graslanden in het projectgebied worden reeds op een vrij extensieve manier gebruikt. Een laagdrempelige manier om te extensiveren is daarom om te kijken of deze veehouderijen hun praktijk zouden willen uitbreiden. Om te kunnen blijven akkerbouwen in het gebied zullen praktijken moeten worden aangepast. Denk hierbij aan alternatieve teelten die bestand zijn tegen droogte, het aanbrengen van bloemrijke akkerranden of het toepassen van de principes van Boeren voor Natuur. In de uitwerking van de conceptinrichting is gekozen om grondgebonden landbouw, met name grasland voor de beweiding van melkvee, als hoofdfunctie te behouden. Daarnaast is gekozen ruimte te bieden aan de innovatieve concepten agroforestry, natuurinclusieve zonneparken en natuurinclusief wonen, wordt er ingezet op de aanbreng van landschapselementen en is er ruimte voor nieuwe natuur. De aanbevelingen voor het plangebied zijn gericht op het verbeteren van de dialoog tussen grondeigenaren en overheidsinstanties, het inzichtelijk maken van de prestaties en het starten van een pilotprogramma met Boeren voor Natuur in het gebied en—wanneer boeren niets zien in het meer betrekken van natuur bij hun praktijk—ruil, pacht of verkoop van kavels aan agrariërs die dit wel willen te faciliteren. Het conceptinrichtingsplan dient verder uitgewerkt te worden om rekening te houden met de visies en ideeën van de grondeigenaren en het draagvlak vanuit de omgeving voor de verschillende onderdelen van de plannen.

  • No image available

    Het Model for Nature Policy (MNP, MetaNatuurPlanner) wordt door o.a. het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gebruikt voor modelsimulaties om het duurzaam voorkomen van soorten in Nederland en de staat van instandhouding van plant- en diersoorten in Nederland te schatten. De berekende indicator wordt beschouwd als proxy voor het doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het model speelt een rol bij verschillende CLO-indicatoren en wordt standaard ingezet voor de Balans van de Leefomgeving en de Natuurverkenning. Het MNP wordt daarom voortdurend verder ontwikkeld om tegemoet te kunnen komen aan nieuwe beleidsvragen en wetenschappelijke eisen. Deze rapportage beschrijft vier technische ontwikkelingen, te weten: Automatisering validatie, Automatisering berekening draagkrachten, Rekenmethoden van de abiotische randvoorwaarden binnen MNP en de Onzekerheids- en gevoeligheidsanalyse.