No image available
· 2016
No image available
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid heeft de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) gevraagd of de huidige boetes voor het onjuist afzetten van mest nog gebaseerd zijn op een reëel beeld van het economisch voordeel dat dit kan opleveren. De CDM heeft vervolgens Wageningen Economic Research gevraagd om de mestafzetkosten voor melkvee-, pluimvee- en varkensbedrijven in beeld te brengen. Deze bedroegen in 2016 achtereenvolgens 6.000, 11.000 en 51.000 euro per bedrijf. Ook is gevraagd om de minimaal benodigde boete per kilogram onjuist afgezette stikstof en fosfaat te berekenen afhankelijk van de pakkans. Uitgaande van een pakkans van 100% bedraagt deze boete voor rundvee-, pluimvee- en varkensmest respectievelijk 1,90; 0,20 en 1,60 euro per kg N. Voor fosfaat bedraagt deze boete 2,90; 0,30 en 2,50 euro per kg P2O5. Ten slotte is gevraagd om na te gaan in hoeverre de gehanteerde methodiek voor het berekenen van de boetes aansluit bij de handhavingspraktijk van de meststoffenwet en bij het bestraffen van economische delicten.
No image available
Het stelsel van verantwoorde en grondgebonden groei van de melkveehouderij begrenst deontwikkeling van melkveebedrijven. Bedrijven met een melkveefosfaatoverschot van meer dan 20 kgper ha moeten grond verwerven als ze willen groeien. De eventuele invoering van voedermestovereenkomstenmaakt groei van melkveebedrijven mogelijk zonder dat deze zelf grondverwerven. In deze nota wordt becijferd dat, zonder rekening te houden met andere begrenzingenzoals een fosfaatrechtenstelsel, de melkveehouderij in Nederland met maximaal 26% zou kunnengroeien. De groei zal vooral in het oostelijke deel kunnen plaatsvinden. Ook wordt ingegaan opuitvoeringsaspecten zoals borging van levering, hoeveelheidsbepaling en oppervlakteregistratie.
No image available
No image available
No image available
No image available
No image available
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zoekt naar handelingsperspectieven om de kans op fraude op de mestmarkt te verkleinen. Dat kan door lagere mestafzetkosten en door het invoeren van tegengesteld belang bij export. Het aanpakken van de hoge mestafzetkosten, kan gerealiseerd worden door het aanbod te verkleinen of de vraag te vergroten. Uit de opties is vooral de verwerking van een grotere hoeveelheid mest met bijbehorende adequate handhaving realistisch. De aanwezigheid van tegengestelde belangen tussen de aanbieder van mest en de afnemer ten aanzien van de hoeveelheid mineralen is een remmende factor voor fraude. Deze ontbreekt bij de export doordat in het buitenland geen mineralenboekhouding hoeft te worden verantwoord. Afstemming met buitenland hierover zou ook hier tegengestelde belangen kunnen creëren en zo de fraudeprikkel verkleinen
No image available
· 2019
In dit rapport zijn gegevens over diergeneesmiddelen in water, bodem en mest van grazers samengevat. Vervolgens is aangegeven wat dit betekent voor onze leefomgeving. De studie is grotendeels gebaseerd op reeds bestaande gegevens en rapportages. In enkele gevallen zijn aanvullende analyses uitgevoerd, zoals de afzetgegevens van diergeneesmiddelen en een risicobeoordeling op basis van een vergelijking van meetconcentraties met risicogrenzen.
No image available
Het ministerie van LNV heeft voor de invulling van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e AP) eenaantal mogelijke conceptmaatregelpakketten ontwikkeld. Het heeft Wageningen Economic Researchgevraagd om voor deze pakketvarianten de relevante factoren in beeld te brengen die bepalend zijnvoor de economische effecten van deze maatregelpakketten op landbouwbedrijven. Door de analyse tebeperken tot het in beeld brengen van de relevante factoren zijn alleen de kwalitatieve effectenbeschreven. Een kwantitatieve analyse was vanwege de korte doorlooptijd niet mogelijk